textuur, arcering en toon
textuur
Een textuur is de zichtbare en voelbare aard van een oppervlak. Voorbeelden van texturen zijn: harig, stekelig, glad, bobbelig enz.
Als je een textuur nabootst in een ander materiaal bv. potlood, verf, klei of marmer, dan heet dat stofuitdrukking. Als een textuur heel realistisch is nagebootst, kun je zeggen dat de stofuitdrukking zeer goed is.
Materiaal is vaak opgebouwd uit verschillende onderdelen. Textiel is opgebouwd uit draden, een vacht uit haren. De samenstelling van een materiaal noem je structuur. Hier zie je de van een vacht, de structuur textuur van een vacht en een nageschilderde kat met stofuitdrukking.
Als je een materiaal bewerkt, kun je sporen nalaten van de gereedschappen die je gebruikt. Als je de sporen nog ziet, noem je dat de factuur. Zeg maar het ‘handschrift’ van de maker.
Als je twee oppervlakken met verschillende texturen naast elkaar zet, is er sprake van textuurcontrast. Hierdoor verlevendig je het werk. Bijv. door een heel gladde textuur naast een ruwe textuur toe te passen.
arcering
Een arcering krijg je als je een vlak opvult met dicht op elkaar getekende lijnen. Je kunt een arcering met verschillende bedoelingen gebruiken:
- om een vlak een toon te geven
- om een vlak een textuur te geven
- om met licht en schaduw te werken
Er zijn drie soorten arcering:
- enkelvoudige arcering: de lijnen zijn evenwijdig aan elkaar getekend
- kruisarcering: in lagen over elkaar getekend. Een arcering herhaal je in een andere richting over de eerste laag heen
- vrije arcering: deze maak je met verschillende lijnsoorten min of meer willekeurig over elkaar heen
toon
__________________________________________________________________